Blog 2: Leraar Nedly
24 februari 2013

In een ver verleden heb ik verschillende jazzpianolessen gevolgd bij verscheidene leraren met jazz-expertise. Bij de meesten echter heb ik echter vrijwel niets opgestoken, en wel omdat de personen in kwestie totaal geen benul hadden van didactiek en methodiek. Waarschijnlijk kenden zij deze woorden niet eens. Enkele van deze personen waren nota bene docent aan het conservatorium.

Een gunstige uitzondering vormde Nedly Elstak, een door de wol geverfde jazzmuzikant, die eigenlijk helemaal geen pianist was maar trompettist; zijn pianotechniek was nogal ongecultiveerd. Tevens dronk hij als een tempelier, hij vertrouwde mij toe dat hij gemiddeld zestig pilsjes per dag innam. Hij was structureel straatarm en had zich op latere leeftijd bekeerd tot de Islam. In die tijd, eind zeventiger jaren, was het blijkbaar mogelijk om zowel moslim als alcoholist te zijn.

Nedly verstond als muziekleraar de voor die tijd zeldzame kunst om zijn leerlingen te bewonderen om hun muzikale oorspronkelijkheid ongeacht hun technische gaven of theoretische inzichten, met als gevolg dat deze leerlingen voortdurend gemotiveerd bleven. Daarnaast bezat hij een geweldige kennis van de praktische jazz-harmonie die hij op overtuigende wijze op het klavier uiteen wist te zetten. De kennis die hij aan mij doorgaf is van onschatbare waarde gebleken voor mijn begrip van de soms moeilijk te doorgronden wetten van de jazz-theorie.


Fig. 1. Nedly ca. 1978.

(Foto: Pelgrom/Van Driel/Kluiving)

Zijn didactiek en methodiek waren van een verbluffende eenvoud. Voor elke les, die plaatsvond in zijn schamele woning, werd ik geacht een willekeurig jazz- of popnummer naar eigen inzicht ingestudeerd te hebben. Nadat ik dit op de vleugel ten gehore had gebracht, werd ik eerst overladen met complimenten, waarna hij op subtiele wijze aangaf hoe een en ander ‘anders’ gebracht zou kunnen worden. Daarbij ging hij op de pianokruk zitten en speelde voor wat dit ‘anders’ zou kunnen zijn, daarbij voortdurend uitleggend wat de kenmerken van en voorwaarden voor dit ‘anders’ waren. Ik dronk deze raadgevingen en de daarbij behorende pianoklanken op als ware het nectar van een andere planeet.

De laatste keer dat ik Nedly zag was in het BIM huis aan de Oudeschans in 1980. Hij begeleidde samen met een bassist en een drummer een aantal vocalistes. Dit goed bezochte en prima ontvangen optreden vormde de grondslag van zijn latere project ‘Seven Singers and a Horn’. De zangeresjes kweelden heel aardig, maar ik luisterde voornamelijk naar het spel van Nedly, en was weer eens onder de indruk van zijn akkoordkleuringen en zijn timing.

Na afloop van het concert drukte ik hem de hand en vertelde hem dat ik zo genoten had van zijn spel. In zijn immer vriendelijke gelaat vertrok geen spier. Hij nam een slokje van zijn onafscheidelijke glaasje bier, negeerde de zoen op zijn wang van een voorbij fladderend zangeresje en zei: ‘Het ging wel aardig.’

Nedly overleed op 5 augustus 1989. Hij liet talloze dierbare herinneringen bij mij na. Maar ik zal hem bovenal blijven herinneren als de sympathiekste én meest deskundige jazz-docent vergeleken met die relatief goedbetaalde arrogante zelfingenomen gemakzuchtige op hun carrière gerichte bijklussende incompetente dikbuikige drollen van het Sweelinck Conservatorium Afdeling Lichte Muziek anno 1981.

Copyright © 2013 René Kluiving